14 opzwepende rocknummers voor de Antwerp 10 Miles


Voor Belgische hardlopers is de Antwerp 10 Miles wat de hadj is voor moslims. Voor sommigen is het een vaste jaarlijkse afspraak en voor anderen een eenmalige uitdaging, maar een keer in je leven moet je het lopen. De 10 Miles is een hoogfeest voor atleten. Alleen jammer dat de muziek op zo’n events apenkloten zuigt. Tijd voor een stevige injectie rock and/or roll!

© Sportograf.com
Doorgaan met het lezen van “14 opzwepende rocknummers voor de Antwerp 10 Miles”

This Is Not A Grunge Band: 30 jaar ‘Nevermind’


© 2008-2017 Wes Candela Photography LLC

‘You’re in high school again’ – Kurt Cobain

In 2001, toen ik 16 jaar werd, beleefde rockmuziek zijn glorieloze nazomer. Grunge had plaats gemaakt voor nu metal en cartoonpunk. Britpop blies zijn laatste adem uit. Alternatieve rock zou spoedig versplinteren in talloze subgenres die vaak even gekunsteld als obscuur zijn. Enkel de talloze indie-revival bandjes (The Strokes, The White Stripes, …), die even hyperactief als onorigineel waren, hielden de illusie in stand dat rock een vitaal genre was. Rock lag echter aan een beademingsapparaat. Hip hop stond naast zijn sterfbed, klaar om de stekker uit de machine te trekken.

Van die doodstrijd was weinig te merken toen ik in Kasterlee – mijn Kempense heimat – mijn tienerjaren beleefde met een kapsel als Eddie Vedder en een jeansbroek die zichtbaar twee wereldoorlogen en drie festivalzomers had overleefd. Me and my generation lieten zich weinig gelegen aan de profetieën van muziekjournalisten en popcommerçanten. Onze enige horizon was het aanstormende weekend.

De wereld leek verrassend simpel. Aan de ene kant had je de pop en dance kids, aan de andere kant de rockers en de metalheads. Het onderscheid tussen die twee groepen was even absoluut als nietsbetekend. De popkids hielden hun kort gewiekte kapsels recht met een shitload haargel en boenden hun sneakers zo glanzend wit dat je er sneeuwblind van werd. De rock- en metalfans waren schepsels van de nacht met wilde haren en uitgeleefde combat boots.

De eenheid binnen de klieken was ver te zoeken. In de marges van alt-rock en heavy metal doken niches op die soms meer weg hadden van sektes. Voor de buitenstaanders mochten power metal, symphonic metal, stoner rock, black metal, street punk, death metal, doom metal, sludge, blackened doom metal, grindcore, national socialist black metal of satanic blackened goregrindcore weliswaar een groteske grap zijn, voor hun volgelingen was het bittere ernst.

Het enthousiasme van de fans was even fervent als kortstondig. De sektes waren godsdiensten zonder al te veel inhoud. Afvalligheid was aan de orde van de dag. Ondanks hardnekkige beweringen van het tegendeel ging het leden er vooral om ergens bij te horen, een plek die je het gevoel geeft een man te zijn. Alle geblaat over ‘authenticiteit’ ten spijt was conformisme het echte doel.

De grote gemene deler van alle kliekjes was machismo. Wat op het punt stond was je mannelijkheid. De kentekenen van die opperste status waren: seksisme, homofobie, waaghalzerij, binge drinken en harde gitaren. Een Kastelse fuif was zelden geslaagd als niet minstens één iemand werd afgevoerd met een alcoholvergifting, een hersenschudding of verbrijzelde vingerkootjes.

Het weekend was een potlatch van testosteron en drank met harde gitaarrock als de soundtrack. Die soundtrack was tamelijk gevarieerd. Ze bevatte gevestigde namen als Iron Maiden, Guns N’ Roses, AC/DC of Metallica, maar even goed vaandeldragers van relatief obscure genres als black metal of doom metal.

In dit pantheon van rockhelden had ook Nirvana een plaats, een schurftig trio uit Seattle dat kortstondig de hitlijsten aanvoerde voor hun frontman Kurt Cobain – die gelabeld stond als de ‘woordvoerder van Generation X’ – zich van het leven beroofde.

Cobain werd ingehaald door zijn imago: een zelfdestructieve, luidruchtige druggebruiker die na een explosieve carrière toetrad tot de macabere ’27 club’, waarvan ook Jim Morrison en Jimi Hendrix een lidkaart hadden. Zo kreeg Nirvana een plaats in het afgezaagde rockpantheon, bewonderd en aanbeden door patsers die hun minachting voor vrouwen niet onder stoelen of banken staken.

Die ironie zou Cobain niet zijn ontgaan. Als hij niet verast was, hij had zich omgedraaid in zijn graf. Cobain was immers een snowflake avant la lettre. Zelfs voor hij doorbrak kloeg hij over fans die vrolijk meezingen met hun muziek, maar zelf niet vies zijn van een flinke dosis misogynie. Voor Cobain was het duidelijk: een échte Nirvana-fan is per definitie feminist.

Kurt Cobain schrok er niet van terug om zijn jeugdidolen te bekritiseren. Dat waren legendes als Aerosmith of Led Zeppelin, wiens teksten meestal een verlengstuk waren van hun oversekste ego’s. Legendarisch was zijn afkeer van Guns N’ Roses en hun frontman Axl Rose, die in het liedje ‘One In A Million’ van leer trekt tegen ‘immigrants and faggots’. Voldoende reden om een aanbod voor een gezamenlijke tournee af te wijzen en een vete te starten met Rose.

Kurts engagement ging verder dan dat. Nirvana nam deel aan benefietconcerten tegen seksueel geweld, voor het recht op abortus en voor LGBT-rechten. Cobain ging luid te keer tegen het conservatieve klimaat van zijn tijdvak. Als puber vandaliseerde hij de pick-ups van lokale rednecks met slogans als ‘GOD IS GAY’ en ‘HOMOSEX RULES’. In zijn dagboek schreef hij sarcastisch: “I am not gay, although I wish I were, just to piss off homophobes”. In de liner notes van Nirvana’s laatste album klinkt het als volgt: “If you’re a sexist, racist, homophobe or basically an asshole, don’t buy this CD. I don’t care if you like me, I hate you.”

Hoewel Nirvana geen politieke groep is, kan je hen niet begrijpen zonder die boodschap te erkennen. Progressieve thema’s klinken door in veel van hun bekendste nummers. ‘Rape Me’ en ‘Polly’ zijn confronterende songs over verkrachting. ‘Very Ape’ en ‘In Bloom’ zijn oorlogsverklaringen aan het machismo. ‘Been A Son’ gaat over de tweederangspositie van vrouwen. ‘Breed’ stelt vragen bij het ideaal van een traditioneel huwelijk. Ook religie moet eraan geloven. In ‘Lithium’ stelt Cobain godsdienst gelijk aan het geloof in ingebeelde vriendjes.

Anno 2021 kijkt niemand op van zo’n engagement. Dertig jaar geleden, toen een verplichte quarantaine of speciale identiteitskaarten voor hiv-patiënten beschouwd werden als ernstige maatregelen om de AIDS-crisis in te dijken, sloeg zo’n boodschap echter in als een bom.

Nirvana was heavy voor mainstream Amerika. Niet door de zware gitaarriffs of de drums van Dave Grohl, maar door hun attitude, de eenvoud van hun composities, hun slordige en onvoorspelbare live shows, hun sarcastische humor, hun boodschap en vooral: hun compromisloosheid. Die houding was niet nieuw. Cobain haalde zijn inspiratie bij talloze punkgroepen voor hem. Wel nieuw was de gretigheid waarmee de mainstream hen omarmde.

Het cliché wil dat Kurt Cobain de schreeuw was die Amerika wakker schudde uit de nachtmerrie van de Reagan-jaren. Wie dat gelooft kan je alles wijsmaken. Nirvana’s erfenis is minder groot dan gedacht. Amerika werd niet plots verlicht omdat Kurt Cobain ten tonele verscheen.

Een ander cliché wil dat Nirvana de alternatieve rock in de mainstream heeft gesleurd en van grunge dé dominante rockstroming heeft gemaakt. Dat cliché is deels waar. Het succes van Nirvana richtte de schijnwerpers op groepen die zonder dat succes nooit zouden worden opgepikt. Maar alternatieve rock was sowieso aan een opmars bezig. Ook zonder Nirvana had die muziek wel zijn weg gevonden.

Bovendien, was Nirvana wel een grungeband? Was het niet eerder een gesofisticeerde punkgroep met een guilty pleasure om zoete popdeuntjes te verbergen achter een muur van feedback. De talloze post-grungeklonen die in het kielzog van Nirvana verschenen hadden meer weg van een uitgekuiste versie van Pearl Jam. De enige aanspraak die Nirvana kon maken op grunge, was dat het een gitaarband uit de buurt van Seattle was.

De wereld is niet veranderd door ‘Nevermind’, maar ik wel. Met een vertraging van bijna 10 jaar bereikte Nirvana mijn ouderlijk huis in Lichtaart. Het ‘Unplugged’-album lag al jaren in de platenkast van mijn vader. Maar toen Kurt Cobain een einde aan zijn leven maakte was ik meer bezig met dinosaurussen en Samson & Gert, dan met rockmuziek. Mijn vroegste herinnering aan een rockband was de videoclip van Black Hole Sun (van Soundgarden, die andere grunge-iconen) toen ik als negenjarige geamuseerd bleef kijken naar de ontplooiing van de Apocalyps in een Amerikaanse voorwijk met zelfingenomen freaks en mutanten.

Uiteraard had ik van ‘Smells Like Teen Spirit’ gehoord, van de blonde rockster die zichzelf van het leven had ontnomen, van de superlatieven waarmee hun tweede album werd onthaald. Toen ik eindelijk de moeite nam om echt naar ‘Nevermind’ ging er voor mij een wereld open. Kurt Cobain was – zo dacht ik toen – de zielsverwant die ik nooit heb gehad. Want ondanks mijn grote mond en de agressieve, vrouwonvriendelijke ‘humor’ waaraan ook ik enthousiast mijn steentje bijdroeg, was ik diep van binnen een schriele, onzekere, gespleten persoon. Ik voerde een verbeten strijd om erbij te horen zonder mezelf te compromitteren.

Die strijd was bij voorbaat verloren. Enkele jaren voordien had ik – aarzelend, tastend – mijn geaardheid ontdekt, die ik niet begroette als een deel van mezelf, maar als een vreemd wezen. Mijn voorkeur voor jongens was hoogstens een tijdelijke bewoner, zo dacht ik, een fase die ik uiteindelijk van me af zou schudden, zoals ook was gebeurd met mijn melktanden. Homo’s waren in de collectieve verbeelding flikkers met pluimen in hun gat en een hoog stemmetje. Ze waren een tikkeltje pervers en in het beste geval extravagante entertainers. Heel misschien was ik biseksueel, maar een homo? In geen geval.

Ik beleefde mijn jeugd als een volleerd toneelspeler. Ik was een clown, een rebel, een stiekeme alcoholist, een zelfverklaarde biseksueel, een wannabe rockster, een aspirant-dichter en een toogfilosoof, maar nooit mezelf. Ik droeg zoveel maskers dat ik m’n eigen gezicht niet meer herkende. Als ik al ergens aanvaard werd, dan was het omdat ik mezelf verloochende. In de woorden van Chris Cornell: ‘I’m only faking when I get it right.’

In Kurt Cobain vond ik iemand die me meenam naar een plaats en een tijd waar groepsdruk en schone schijn er niet toe doen. Cobain haalde zijn bandnaam uit het boeddhisme. Nirvana verwijst naar een staat van ontwaking waarin de mens bevrijd is van zichzelf, van zijn lijden en verlangen. Nirvana was Kurts definitie van punk rock, en die definitie zou ook de mijne worden.

Uiteindelijk heeft Nirvana me niet verzoend met mezelf. Het is niet Kurt Cobain die me inspireerde tot mijn coming out of in mijn plaats besloot om mijn leven over een andere boeg te gooien. Maar in de tomeloze energie van zijn muziek oversteeg ik mezelf en sloeg heel even mijn maskers aan diggelen, zoals Cobain deed met zijn gitaar.

In die zin was hij een grotere mentor dan het gros van mijn leerkrachten. Hij was degene die me langzaamaan bewust maakte van het lompe gewicht dat op mijn ziel rustte en gaf me het gevoel dat ik misschien toch niet alleen ben. ‘Our little group has always been and always will untill the end’, zoals het bijna spreekwoordelijk klinkt.

Cobain was niet enkel een existentiële gids. Hij was ook veruit mijn beste muziekleraar die ik heb gehad. Dat hoeft niet te verbazen. In het middelbaar had ik een muziekleerkracht die vooral indruk maakte met dreigementen als ‘Ik stop u blokfluit in uw gat!’, wanneer we weer een noot fout speelden. De enige rust die we van die man kregen, was toen hij ons dwong om naar Fantasia te kijken zodat hij achteraan in de klas een dutje kon doen.

Nee, dan liever Kurt Cobain, die interviews en optredens aangreep om zijn schare fans te laten kennismaken met zijn idolen. Hij deed dat met een enthousiasme dat even aanstekelijk als kinderlijk was. Overal vertelde hij over zijn ‘favourite band’, die overigens in elk interview wisselde. Het waren de enige momenten waarop de mist in zijn gezicht optrok en er terug licht scheen in zijn blauwe ogen.

Nirvana was mijn gateway drug naar muziek die ik zonder hen nooit had leren kennen: Bad Brains, Pixies, The Stooges, Black Flag, Fugazi, Sonic Youth, R.E.M., Soundgarden, Melvins, The Velvet Underground, David Bowie en – uiteraard – The Beatles. Kurt Cobain had een mateloze bewondering voor John Lennon. Ook daarin schuilt enige ironie. Uitgerekend Lennon was de meest vrouwonvriendelijke, autoritaire en intolerante rockster van zijn generatie. In weerwil van zijn ‘peace & love’-imago ging Lennon makkelijk op de vuist, kafferde vrouw en kinderen uit, en bedroog zijn partners aan de lopende band.

Mijn liefde voor Cobain heeft lang geduurd, maar uiteindelijk scheidden onze wegen. Na een half leven vechten tegen mijn schaduw heb ik mijn maskers eindelijk afgerukt. Anno 2021 is Kurt Cobain slechts een van de vele fantastische artiesten die mijn leven kleur, klank en een heleboel ruis geven (voor dat laatste, check Lightning Bolt).

Waar ik ben geslaagd, heeft Cobain gefaald. Het is hem nooit gelukt om te ontsnappen aan zijn schaduw. Hij snakte naar een ander leven. Zijn liefde voor Leadbelly en mateloze bewondering voor R.E.M. bewijzen dat hij zijn hardrockimago kotsbeu was. Het gewicht van de commerciële verwachtingen was echter te groot voor de smalle schouders van Cobain. In plaats van te vechten voor een andere pad, koos hij voor een short cut. Op 31 maart 1994 ontsnapte hij uit de ontwikkelingskliniek waar hij was opgenomen. Op 8 april werd hij teruggevonden. Kurt Cobain was toen al drie dagen dood.

Kurts wanhopige poging om aan het sterrendom te ontsnappen had het tegengestelde effect. Kurt de mens werd Kurt Cobain: rockgod, stem van een generatie en grunge-icoon.

Kurt Cobain dankte zijn succes aan zijn iconoclasme, aan zijn weigering om mee te gaan in de verwachtingen van wat een rockster behoort te zijn. Toen ook dat een hype werd, ging Cobain ten onder aan zichzelf. Laat de 30ste verjaardag van ‘Nevermind’ dan ook de gelegenheid zijn om naar die plaat te luisteren zonder het gewicht van de mythe en te genieten van de speelsheid, de rebellie, de liefde, de humor en de energie die Nirvana’s muziek veel meer typeert dan de afgezaagde verhaaltjes over roem, heroïne en zelfmoord.

Voor wie meer wil lezen over de 30ste verjaardag van ‘Nevermind’ kan ik de volgende artikels aanbevelen.

In The New Yorker schetst rockjournalist Michael Azerrad een pakken portret van zijn vriendschap met Kurt Cobain, een jongeman die gedoemd was vroeg te sterven: My Time With Kurt Cobain.

De muziekblog Stereogum gooit het over een andere boeg. Zij houden zich ver weg van alle clichés en herkauwde maatschappijkritieken en buigen zich over het vakmanschap van Kurt Cobain, meer bepaald de ongewone harmonische structuren van zijn songs: A Composer Breaks Down The Music Theory Behind Nirvana’s “In Bloom”.

Pieter Van der Schoot